ARLES
‘ Een camper? Niks voor mij’, riep ik tot voor
kort geleden. Moet je me nu zien en horen. Een en al euforie over de vrijheid,
onafhankelijkheid, alles compact bij je hebben zonder al te veel last. Liesje
is mijn kameraad en geeft me een huisgevoel, zeg maar gerust “thuisgevoel”.
Wanneer ik mijn maandag-morgen-was-dag
vriendin spreek, kan ik haar tegenwoordig niet meer vertellen dan dat ik iedere
dag een doek haal over 2 vierkante meter vloeroppervlak en dat ik daarna kan
gaan doen wat ik wil.
In Arles pak ik mijn aquarelblok en neem voor
het eerst sinds 10 jaar weer het penseel ter hand. In navolging van Van Gogh en
Gaugain stel ik me op bij het amfitheater en zie dat dat wel heel veel stenen
en boogjes zijn, dus draai ik mij om naar een makkelijker object: een leuk
restaurant.
Moet je ook eens doen! Mensen komen op je af
of je een vooraanstaand kunstenaar bent. ‘Of ze “please” even mogen kijken’, of
“please” een foto mogen nemen. Na een uur komt een dame terug ( het zijn vooral vrouwen die komen kijken,
mannen durven niet of zijn gewoon niet geïnteresseerd) die me vertelt dat ik
wel heel snel ben.
‘Net als van Gogh’, opper ik. Haar man die er
nu wel bij staat roept snedig ‘als je maar niet je oor af snijdt.’
‘Is uw werk te koop?’ Ik ben te verrast en
geef het verkeerde antwoord. Ik had natuurlijk moeten vragen of ze het had
willen kopen.
De mensen in Arles zijn zeer vriendelijk,
zeggen je oprecht “bonjour”. Ik sta langs de Rhône met een magnifique uitzicht
op het in de avondzon onderdompelende oude stadje. Een bezoek aan de “Vincent” Foundation
( je begrijpt wel over welke Vincent ik het heb), is enigszins teleurstellend
maar verrassend is het uitzicht vanaf de vierde verdieping: een ratjetoe van
hele lelijke aan- en opbouwsels. Waarschijnlijk is dat de prijs die een
gemeentebestuur moet betalen om het oude centrum bewoonbaar te houden.